De mens als paradox

Geschrapt hoofdstuk 3-DMG-3


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

 Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


De paradox is de twijfelachtige zuster der waarheid.
Rémy Montalée

Ik zag een artikel voorbijkomen op één van de grote sociale media apps, waarin een welhaast wanhopig pleidooi werd gehouden voor de samenwerkende mens. De schrijver, een passioneel wetenschapper en lector aan een hogeschool had een aantal berichten in de media gezien waaraan hij zich stoorde. Ze beschreven hoe de mens zich nog steeds puur egoïstisch, zelfs egocentrisch gedraagt, dat dit de reden was waarom het ‘zo slecht ging met de wereld in het algemeen en met de mens in het bijzonder’ en dat ‘we allemaal gedoemd waren om uiteindelijk’, dat wil natuurlijk zeggen als gevolg van die eigenschappen, ‘ten onder te gaan’. Terwijl, zo betoogde hij hartstochtelijk, de mens toch duidelijk groot geworden is door samenwerking. Vervolgens gaf hij een paar hartverwarmende voorbeelden van menselijke samenwerking en onderstreepte hij vooral de hoop die we daaruit zouden moeten putten.

Hij had natuurlijk gelijk op beide fronten. Samenwerking is goed. Hoop is goed. Hoop putten uit samenwerking is nog beter. Maar hoop moet wel ergens toe leiden. Want de mens is niet alléén maar goed in samenwerken. De mens is een combinatie van tegenstrijdige eigenschappen, een door evolutie en natuurlijke selectie tot stand gekomen subtiel optimum tussen ‘goede’ en ‘slechte’ eigenschappen. Ik zet die eigenschappen bewust tussen aanhalings- en sluitingstekens, omdat ons DNA geen goede of slechte connotaties heeft. Ons DNA is alleen maar. Ze is, samen met Moeder Aarde en de kosmos, volstrekt onverschillig over ons lot, zolang we ons maar zodanig aan onze omgeving blijven aanpassen, dat succesvolle voortplanting is gegarandeerd.  Want als wij ons voortplanten, gaat ons DNA mee. Wij zíjn ons DNA.

Loslopende paradox

De mens is haar eigen los rondlopende paradox. Ze is groot geworden maar klein gebleven. De wereld wordt nog steeds geregeerd door kleine sociale groepen jagers-verzamelaars en sociale groepsprimaten. De samenleving gedraagt zich daarom in zijn geheel als een jager-verzamelaar en al die samenlevingen samen vormen het suprasysteem Moeder Aarde, waarin de menselijke soort zich als geheel gedraagt zich als één jager-verzamelaar, met twee overlappende paradoxale eigenschappen: egoïstisch én coöperatief, egocentrisch én altruïstisch, zelfzuchtig én vrijgevig. Ze bestaan naast elkaar zonder dat de één noodzakelijkerwijs in conflict is met de ander, want ze dienen allebei het zelfde doel: overleven en voortplanten. Dat is de belangrijkste hypothese van dit boek.

De discussie is vergelijkbaar met die twee stromingen in de sociale wetenschappen, nature en nurture. Dat de mens óf een voorgeprogrammeerde robot is, waarin alle mogelijke eigenschappen al zijn vastgelegd óf een onbeschreven blad is, waarop omgevingsfactoren volledig van invloed zijn. De waarheid lag hier duidelijk in het midden, want ons DNA bepaalt de ene helft van onze gedragseigenschappen en omgevingsfactoren bepalen de andere helft. Voordat ik daar verder op in ga herhaal ik het nog maar een keer: dat de waarheid vaak in het midden ligt onderstreept het wellicht minder sexy aspect van de wetenschap en de wetenschappelijke methode: het is de definitie van nuance. En daarom hoor je een wetenschapper vaak voorzichtig mompelen dat ‘het ervan afhangt’ of ‘dat je dat niet zomaar zo kunt zeggen’. Het is niet óf het één, óf het ander. Soms zijn het wel drie dingen die op elkaar inwerken. Of meer. Maar de nuance is geen uitgangspunt of dogma binnen de wetenschappelijke gemeenschap; net zo makkelijk ligt de waarneembare waarheid en de identificeerbare werkelijkheid gewoon helemaal aan één kant van de kwestie. Soms heeft iemand gewoon helemaal ongelijk en de ander helemaal gelijk. Dat dan weer wel.

Terug naar de mens als paradox. Ze is zelfzuchtig én altruïstisch. Ze is eenkennig én inclusief, kortzichtig én lange-termijn-georiënteerd, egocentrisch én inclusief. Ze is een supertegenwerker én een supersamenwerker en ze bezit harde én zachte vaardigheden. De verhouding varieert naar gelang de omstandigheden, maar ze zijn er allebei, altijd en overal. Maar als puntje bij paaltje komt en de overlevingsdoelen van het individu en de bijbehorende kleine groepen in gevaar komt (of als onze harde doelen – omzet, resultaat, groei – in gevaar komen), dan zijn we eerst de eerste en daarna pas de tweede soort mens.

Dat uitgangspunt kun je heel makkelijk testen door te kijken naar conflicten en rampen. Wat wordt de eerste zorg van de mens zodra het schip gezonken is en er alleen maar een wankele reddingssloep over is met teveel mensen erop? Zelfverwerkelijking? Dicht bij jezelf blijven? In je kracht staan? Bomen knuffelen? Laat me niet lachen. Er zal samengewerkt moeten worden om te overleven, want twee weten al meer dan een en de groep weet zeker meer dan twee, maar als er iemand vanwege pure doodsangst steeds volledig doordraait aan boord, waardoor de reddingsboot bijna omkiepert, dan wordt hij écht niet geknuffeld, maar uiteindelijk overboord gegooid. Het overleven van de groep gaat dan wel degelijke vóór het overleven van dat gevaarlijke individu. En daarmee overleven de individuen binnen die groep, tot grote tevredenheid van het DNA (als ze dat zou kunnen voelen).

De Zeven Zelfzuchtige Vragen

Ander voorbeeld dan. Als een bedrijf een reorganisatie aankondigt, dan ligt de primaire zorg van de individuele werknemer niet, zoals je zou verwachten, bij de grote groep. Zolang er geen duidelijkheid wordt gegeven over waar het heen gaat, werkt iedereen in zichzelf bewust of onbewust een lijstje van elementaire zorgen af, afnemend in volgorde van belangrijkheid (Flos, 2015). Ik noem ze de Zeven Zelfzuchtige Vragen:

  1. Heb ik mijn baan nog wel?
  2. Wordt mijn salaris verlaagd?
  3. Moet ik naar een andere stad verhuizen?
  4. Behoud ik mijn werkplek en mijn collega’s?
  5. Veranderen mijn taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden?
  6. Krijg ik een andere baas?
  7. Krijgen we nieuwe koffieautomaten?

Maar liefst 80 procent van onze zorgen gaan over het beantwoorden van de eerste drie vragen in het rijtje. Sterker nog: 50 procent gaat zitten in het antwoord op vraag 1. Want de antwoorden op die vragen hebben potentieel de grootste impact op ons leven, op onszelf, op onze partner, ons gezin en onze familie. Dát is de primaire zorg van iedereen. Wanneer de grote groep in nood is, zeg maar dág met de loyaliteit voor het grotere goed, de harde bedrijfsdoelen, de belangen van omzet, resultaat en groei. Totáál onbelangrijk. De hypotheeklasten moeten worden voldaan, de schulden afbetaald, de nakomelingen verzorgd en er moet iedere dag voor voedsel en water worden gezorgd. Daarna pas komen een paar échte vrienden aan de beurt, daarna wellicht weer een paar collega’s en teamgenoten en pas heel lang daarna hebben we misschien weer wat over voor vreemdelingen en buitenstaanders ergens ver weg.

De bezorgdheid over onze grote groepen, de organisaties, bedrijven, ondernemingen, coöperaties en multinationals van deze wereld, neemt kwadratisch af met de ernst van de crisis die ons overkomt. Tussen het stoten van je kleine teen aan de badkamerdeur en het vergaan van de wereld zit een enorme variëteit aan zorgen, conflicten en crisissen die we echter steeds op dezelfde manier aanpakken: hoe ernstiger (omvangrijker, gevaarlijker, bedreigender) de crisis, hoe meer eenkennig, zelfzuchtig en kortzichtig we ons gaan gedragen, hoe minder we gaan samenwerken op nationaal of internationaal niveau en hoe belangrijker onze supralokale belangen van huis en haard worden. Hoe meer we onder bedreiging komen te staan, hoe kleiner onze kring wordt.

Samenwerking is dus goed zolang het de overlevingskansen vergroot. Zodra het onze overlevingskansen verkleint gaan we voor onszelf, ongeacht onze positie in de menselijke hiërarchie. Samenwerken is niet iets intrinsieks ‘goeds’, iets wat automatisch een objectieve ‘positieve’ connotatie rechtvaardigt. Mensen kunnen heel goed samenwerken, jazeker. Maar slavendrijvers kunnen ook heel goed samenwerken. Fascisten, kapitalisten en communisten kunnen heel goed samenwerken. Drugskartels en maffia kunnen heel goed samenwerken. Het is vergelijkbaar met een kankergezwel in een menselijk lichaam: het maakt gebruik van alle eigenschappen van evolutie door natuurlijke selectie. Het vermenigvuldigt zich ongebreideld, bloedvaten worden aangelegd om zich te voeden, het ontwikkelt mechanieken om zich te verdedigen tegen aanvallers en indringers. Dat is in zichzelf hele goede samenwerking. Kanker is heel succesvol in het ziek maken, verminken en doden van mensen. Maar de Gesamtergebnis van de tumor is dat het uiteindelijk een nutteloos, levensbedreigend gezwel is, een kopieerfout die dramatisch uit kan pakken. Het is ‘goed’ in wat het doet – ongebreideld vermenigvuldigen – maar het leidt uiteindelijk tot de potentiële beëindiging van het omringende organisme.

Alleen voor kleine groepen

Evolutie en natuurlijke selectie hebben het vermogen tot samenwerken én de eenkennigheid, zelfzuchtigheid en kortzichtigheid van Homo sapiens gemarkeerd als gunstig voor de overleving van deze soort. Maar alleen voor kleine groepen. Grote groepen zijn uiteindelijk niets anders dan door wetten, regels en afspraken bijeen gehouden verzamelingen van kleine groepen. De kleine groep aan de top heeft daarbij de grootste kans op de buit, juist omdat ze door de hoogte in de hiërarchie potentieel de meeste macht, kracht, invloed en controle vergaart. De kracht van menselijke samenwerking is dus sterk afhankelijk van de omstandigheden (oorlog of vrede, stabiel of instabiel klimaat, crisis of geen crisis), kan voor het ‘goede’ en het ‘slechte’ worden gebruikt (afhankelijk vanuit welk gezichtspunt je het bekijkt), maar het is geen op zichzelf staande, objectieve ‘positieve’ eigenschap, omdat we nu eenmaal óók eenkennig, zelfzuchtig en kortzichtig zijn.

De Gesamtergebnis levert hiervoor het bewijs. Als de collectieve, mondiale samenwerking van de menselijke soort goed zou zijn voor haar omgeving, dan zouden we flora, fauna, milieu en klimaat ongemoeid laten. Als onze samenwerking een op zichzelf staande, objectieve, positieve eigenschap was van de menselijke soort, dan hadden we allang ons collectieve kapitaal ingezet om de laatste resten armoede, ziekte en conflict uit de wereld te helpen. Als onze samenwerking onze enige positieve kracht was, dan zou er geen verspilling, vervuiling, uitputting, uitbuiting, vergiftiging, vernietiging en opwarming zijn. Richard Dawkins schreef in 1976 zijn bestseller Het zelfzuchtige gen en verzuchtte dertig jaar later dat hij het wellicht veel beter Het coöperatieve gen had kunnen noemen. Ik ben het daarmee eens. Want het gen is zowél zelfzuchtig als coöperatief en daarom zijn wij dat ook. Poëtisch, nietwaar?

Als ik me ietwat meer geforceerd zou uitdrukken om het punt te onderstrepen: als het gunstiger was geweest voor onze overleving om ongezond, ongeïnteresseerd en dom te zijn en minder doelmatig samen te werken, dan had evolutie en natuurlijke selectie dat gedrag bevoordeeld en dan hadden we dat gedaan. Maar gezonde, slimme, nieuwsgierige mensen hebben in werkelijkheid een grotere kans om te overleven. Doelmatige samenwerking met velen is beter dan massale tegenwerking. In de twintigste en eenentwintigste eeuw dient mondiale samenwerking echter voornamelijk de doelen van de puissant rijken aan de top van de hightech en Big X conglomeraten. Zij hebben de teugels, het kapitaal, de politiek, de macht, kracht en controle in handen. Zij zullen de samenwerking tussen die talloze kleine groepen alleen maar aanmoedigen en in stand houden omdat het hun eigen persoonlijke doelen dient en dat van de kleine groepen waar ze zelf deel van uitmaken.

Zinloos

Het principe van de Gesamtergebnis dicteert dat het geen zin heeft om supralokaal altruïstisch te zijn, of suboptimaal coöperatief, als dat niet op positieve wijze bijdraagt aan onze overlevingskansen op de lange termijn. Oftewel:

  • Het heeft geen zin om een leunstoel-filosofisch verhaal op te hangen over de hartverwarmende voorbeelden van de sublieme samenwerkende eigenschappen van Homo sapiens, als die samenwerking onze leefomgeving verwoest en ons klimaat ontwricht.
  • Het is zinloos om op te scheppen over hoe miljarden jaren van evolutie en natuurlijke selectie tot intensieve samenwerking heeft gezorgd tussen de genen onderling, tussen de soorten onderling en binnen de soorten zelf, als we de enige planeet die we hebben onbewoonbaar maken en daarmee onze potentiële uitsterving bespoedigen. 
  • Het voegt geen enkele waarde toe om hele boeken vol te schrijven en uitgebreide verhandelingen te geven over hoe mooi het allemaal nog kan worden en wat we nog kunnen redden, als we niet onmiddellijk stoppen met het vernietigen van flora, fauna, milieu en klimaat.

Dat had ik die bezorgde professor allemaal mee willen geven maar ik besloot om te wachten tot ik het geheel een beter kader had gegeven, zoals in dit boek. Ik denk namelijk dat het verstandig is dat we niet al te eenzijdig kijken naar al de ‘positieve’ eigenschappen van de menselijke soort en ons wat meer richten op de eigenschappen die ons voortbestaan bedreigen. Zolang de Gesamtergebnis aangeeft dat we op het verkeerde toekomstpad zitten doen we er allemaal goed aan meer confrontealistisch te werk te gaan. Iedereen zou er goed aan doen de frontale confrontatie met de realiteit aan te gaan: dat we blijkbaar samenwerken om te falen en leven om uit te sterven. En iedereen zou er goed aan doen om zich daarbij zoveel mogelijke waarom-vragen te stellen: waarom leidt ons handelen niet tot duurzame hoogvolwassen organisaties en een duurzame hoogvolwassen beschaving die onze overleving op de lange termijn zeker stelt?

Begrijp me niet verkeerd, als rechtgeaarde anti-klager vind ik nog steeds dat we eerst moeten benoemen ‘wat er goed gaat’ en daarna pas ‘wat er beter kan’, maar ik zie ons ook niet graag al complimenterend, glimlachend en knuffelend ten onder gaan. Wie wel? Als het gaat om de impact die onze hedendaagse samenwerkingsverbanden hebben op het milieu, lokaal, nationaal, internationaal en mondiaal, wordt het hoog tijd dat we onze oogkleppen afzetten en ons daadwerkelijk over onze problemen gaan buigen voordat ze ons letterlijk en figuurlijk boven het hoofd uitstijgen.

Geplaatst in Geen categorie.