De gedwongen terugkeer

Geschrapt hoofdstuk 28-DZS-9


‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.

Met dank en dapper schrappende groet,

Bart Flos


De mens geeft altijd de natuur en het noodlot van alles de schuld. Maar zijn lot is slechts de echo van zijn eigen aard, zijn eigen hartstochten, zijn eigen zwakheden.
Democritus

Prof. Pels: ‘De CO2-uitstoot per persoon op aarde (de zogenaamde ‘energie-gerelateerde emissie per capita’) verschilt enorm per land en we moeten dat in ogenschouw nemen als we enerzijds kijken naar consumptiegedrag (‘consumentisme’) en anderzijds naar de onrechtvaardigheid van de gevolgen van klimaatopwarming. Het zijn namelijk de landen met de laagste CO2-uitstoot die de minste middelen hebben en de grootste klappen krijgen, als de opwarming verder uit de hand loopt. Maar die landen zijn niet bepaald van plan om hun CO2-uitstoot zo laag te houden. Om het maar even simpel te zeggen: uiteindelijk wil iedereen hetzelfde: minstens zo gezond, gelukkig en rijk zijn als ‘die ander’, maar altijd nog zo gezond, gelukkig en rijk als het maar kan. Ondertussen zijn we ons zelden bewust van de actuele statistieken, laat staan die van onszelf.

Een gemiddelde Amerikaan stoot zo’n zestien ton CO2 per jaar uit, een Rus ongeveer twaalf ton, een Japanner negen ton, een Chinees acht ton (dat was in 1986 nog 1,6 ton) en iemand uit de UK een kleine zes ton. Ter vergelijk: Nederland zit op 9,5 ton CO2 per persoon per jaar, Indië zit op twee ton en het gehele continent Afrika stoot gemiddeld minder dan één ton CO2 per inwoner uit. Een olieproducerend land als Saudi-Arabië zit daarentegen op bijna negentien ton en Qatar spant de kroon met maar liefst dertig ton CO2 per persoon per jaar! De gemiddelde inwoner van de 36 rijkste landen ter wereld stoot tweemaal zoveel CO2 uit als het wereldgemiddelde van alle tweehonderd landen samen.

Merk op dat deze statistische informatie niets zegt over de intentie van het betreffende land of de betreffende regio. De energie-gerelateerde emissie per capita is geen individuele keuze van een enkel persoon, maar een (abstracte) eigenschap van een gemeenschap van individuen. Het continent Afrika heeft er niet voor ‘gekozen’ om gemiddeld minder dan één ton CO2 per inwoner uit te stoten. Het wordt ook niet zo laag gehouden door een bewust gestuurd actief politiek-sociaal en milieuverantwoord beleid. Het continent Afrika bezit op dit moment simpelweg die statistische eigenschap, maar dat wil zeker niet zeggen dat dat ook zo blijft. Laat me dat even uitleggen.

Rijk willen worden

Iedere sociale groepsprimaat en jager-verzamelaar zal, in het belang van zichzelf en de eigen kleine groepen, streven naar een voortdurende verbetering van welzijn, welbevinden en welvaart ten opzichte van het huidige niveau. In relatief arme, minder welvarende landen komt dat automatisch neer op het streven naar een meer ‘Westerse levensstijl’: verbetering van de veiligheid (lees: een beter onderkomen met meer woonoppervlak), verbetering van inkomen, vermogen en maatschappelijke positie (‘rijker’ willen zijn), beter vervoer (een auto!), betere communicatie (internet, een mobiele telefoon, pc, tablet!), beter verwarming én koeling (een airco!), meer reizen (op vakantie naar het buitenland!) en vooral meer spullen. In relatief rijke, meer welvarende landen zal die intrinsieke menselijke eigenschap zich precies zo manifesteren, al wordt het daar voornamelijk gedreven door psychosociale verschijnselen als geluksverzadiging en hedonistische adaptatie, zoals we al eerder zagen in hoofdstuk 7. The bottom line is echter: ‘alles wat die ander heeft wil ik ook, maar ik wil sowieso meer dan ik nu heb’.

Ook hier spreekt das Gesamtergebnis boekdelen, zeker als je daarbij naar bevolkingsgroei kijkt. De menselijke soort groeit namelijk nog steeds als kool. Dus ik negeer voor nu even de detailgegevens van de CO2-uitstoot op supralokaal, persoonlijk niveau en ga er eens ver boven vliegen. In 2022 bestond de wereldbevolking uit acht miljard mensen en was de wereldwijde CO2-uitstoot voor industrie en fossiele brandstoffen 37 gigaton. Dat komt neer op een gemiddelde van zo’n 4,6 ton CO2 per inwoner per jaar. Kijken we naar de meest recente voorspellingen van de UN voor bevolkingsgroei, dan komen er de komende vijfendertig jaar nog eens zo’n twee miljard mensen bij. Die mensen moeten eten en drinken, zich ontlasten, wonen, werken, studeren, consumeren, zich verplaatsen en zich vermaken. Op basis van de huidige gemiddelde uitstoot van CO2-uitstoot van 4,6 ton CO2 per persoon per jaar zal de totale uitstoot in 2055, door organische bevolkingsgroei alleen al, naar zo’n 45 gigaton CO2-uitstoot per jaar zijn gestegen. Het gehalte CO2 in de atmosfeer zal dan nog veel hoger zijn dan de inschattingen van dit moment (misschien wel meer dan 500 ppm) en dat hoort bij een klimaat dat zo’n 3 tot 5 graden Celsius warmer is dan het pre-industriële tijdperk.

Natuurlijk is bevolkingsgroei en consumptie de komende decennia niet evenredig over de aarde verdeeld, dus de gemiddelde verhoging van de CO2-uitstoot in 2055 kan lager uitvallen. Sterker nog: overbevolking is niet zozeer het probleem hier (er is nu al genoeg voedsel voor tien miljard mensen), maar overconsumptie. Maar dat is niet mijn punt hier. Hoe meer mensen op aarde gebruik maken van de bestaande, op fossiele brandstoffen gebaseerde infrastructuur, hoe meer CO2 we uitstoten. Hoe meer mensen streven naar een hoger niveau van welzijn, welbevinden en welvaart op basis van het huidige consumptiepatroon, hoe hoger de gemiddelde uitstoot per persoon zal zijn.

Volgens onderzoekers van de VN komt meer dan de helft van de bevolkingsgroei de komende decennia voor rekening van acht landen: de Democratische Republiek Congo, Egypte, Ethiopië, India, Nigeria, Pakistan, de Filipijnen en Tanzania. De nieuwe inwoners van die landen zullen zich onvermijdelijk spiegelen aan ‘die rijke Westerse landen’ en minimaal even rijk willen worden. Dat is een biologisch-evolutionair en antropologisch begrijpelijk standpunt, maar het is ook, zoals we hebben gezien en nog gaan zien, een groot probleem voor de overleving van de menselijke soort op de lange termijn.

Hoe dan ook: als je 50 jaar geleden, dus ergens in 1970, toen we nog maar 15 miljard ton CO2 uitstootten met ongeveer 3,7 miljard mensen (gemiddeld 4,0 ton per persoon per jaar), bij een CO2-gehalte van ongeveer 326 ppm, voorspeld zou hebben dat het in een periode van 50 jaar zou stijgen naar de huidige waarden, dan zou je toch lichtelijk meewarig zijn aangekeken, onder een protesterend: ‘zo’n vaart zal het toch niet lopen en dat duurt nog een eeuwigheid. Tijd zat om er iets aan te doen en wie wéét wat voor technologie we tegen die tijd hebben om het op te lossen’. Durf jij op basis daarvan nu vijftig, laat staan honderd jaar, vooruit te kijken en voorspellingen te doen?’

Dhr. Luis: ‘Durf ik best. Maar je weet tóch al wat ik ga zeggen’.

Prof. Pels: ‘Ik geloof niet dat we goed (genoeg) begrijpen wat erbij komt kijken om onze jaarlijkse 37 gigaton CO2-uitstoot te reduceren tot nul en ook nog eens op nul te houden. En ik denk ook niet dat we ons goed (genoeg) beseffen wat we moeten doen om de CO2 die al in de atmosfeer zit, er weer uit te halen. Alleen al sinds 1940 hebben we bijna 1.600 gigaton CO2 aan de atmosfeer toegevoegd en die zit er nog steeds in. Stel dat we in 2070 niet alleen wereldwijd op nul uitstoot willen zitten, maar ook die 1.600 gigaton CO2 verwijderd willen hebben, dan moeten we 33 gigaton CO2 per jaar uit de atmosfeer verwijderen. Dat is 2,8 gigaton CO2 per maand. Ter vergelijk: we voegen op dit moment zo’n 3,1 gigaton CO2 toe per maand. We zullen ons van een heleboel slechte gewoontes moeten verlossen voordat het ook maar kan beginnen om iets beter te worden. En dat begint allemaal met het principe van consuminderen: bewust minder willen hébben.

Veel spullen, veel te verliezen

In de westerse wereld in het algemeen en in een luxeland als Nederland in het bijzonder hebben we, als de allerergste scenario’s van door mensen veroorzaakte klimaatopwarming uitkomen, veel te verliezen. We hebben namelijk veel spullen. Consumentisme is een neoliberale ziekte en in zekere zin zijn we allemaal horders. Als we onze spullen verliezen aan inbraak, vuur of water geeft dat enorme stress. Om aan klimaatrampen te ontkomen zou je je zomaar kunnen voorstellen dat je juist zoveel mogelijk spullen wég doet en in een tiny house gaat wonen, een trend die de laatste jaren sterk opkomt. Liefst een verplaatsbaar minihuis, zodat je bij woest wassend water of aangejaagde vuurstormen hogere grond kunt opzoeken. Je schaft je alleen de hoogstnoodzakelijke meubels aan en je richt het zodanig in, dat je in geval van nood letterlijk de benen kunt nemen.

Als klimaatverandering doorzet in het worstcasescenario worden we misschien wel weer nomaden met onze tiny houses, onze campers en onze huifkarren achter ons (getrokken door paarden), constant migrerend van streek naar streek, ontsnappend aan naderend onheil. We zouden dan weer terug zijn bij af en in kleine groepen over de post-apocalyptische ‘savannen’ trekken, gezamenlijk ons kostje bij elkaar scharrelend, elkaar koesterend bij het kampvuur, mijmerend over de tijd toen er nog elektriciteit was, met internet en smartphones en zo.

Misschien is de beste ‘oplossing’ nog wel het lot dat de mensheid treft in de dystopische roman Station Elf van Emily St. John Mandel, oorspronkelijk gepubliceerd in 2014 en inmiddels ook als tv-serie uitgebracht. Het verhaal gaat als volgt (spoiler alert!). Een meedogenloze pandemie die de Georgische Griep heet, een mutatie van de Mexicaanse Griep, (klinkt dit bekend?) raast over de wereld. Als je besmet raakt krijg je binnen een paar uur de eerste symptomen en ben je een paar dagen later dood. Maar liefst 99,99% van de mensheid komt dan ook binnen een tijdsbestek van enkele weken te overlijden. Slechts 0,01% van de wereldbevolking is van nature resistent en die miljoen overgebleven mensen zijn willekeurig over de gehele aardbol verspreid. Zonder haar technologie valt Homo sapiens, ‘de wijze, denkende, moderne mens’, terug naar kleine gemeenschappen in verspreide nederzettingen en daartussen rondtrekkende kleine groepen jagers-verzamelaars. Wat er dan gebeurt is niet alleen zeer voelbaar en realistisch verwoord, maar door de recente pandemie komt het ook nog eens veel harder binnen. Briljant geschreven en bijzonder vooruitziend boek.

Zouden dat de enige twee keuzes zijn die ons nog resten? Totale uitroeiing of radicale reductie naar een paar miljoen wijdverspreide ‘restmensen’ die respect voor elkaar hebben, handel met elkaar bedrijven, in harmonie met de natuur leven en nóóit meer boven Dunbar’s Number uitstijgen? Misschien wordt dat wel onze gedwongen terugkeer naar een simpeler bestaan. Wat denk jij?’

Dhr. Luis: ‘Jij vraagt het. Als we gedwongen worden om terug te keren naar een simpeler bestaan, dan zal dat slechts tijdelijk zijn. Want met minder nemen we geen genoegen en als onze vruchtbaarheid blijft zoals die is, dan gaan we er weer net zo hard tegenaan. Overleven en voortplanten, dat is wat we doen, daar zijn we razend goed in. Als een ramp ons niet volledig uitroeit, kruipen we weer op uit de puinhopen van ons bestaan en beginnen gewoon weer opnieuw’.

Prof. Pels: ‘Daar ben ik het niet mee oneens, mijn waarde. Maar dat wil nog niet zeggen dat ik me erbij neer kan leggen. Nog niet. Ik ben nog niet zover’.

Dhr. Luis: ‘Wel eens van de vijf fasen van rouw gehoord? Je zit nog in het eerste stadium, mijn vriend: ontkenning. Je weet vast wat daarna volgt: (onderdrukte) woede, onderhandelen, depressie en aanvaarding. Of zit je al in de vierde fase? In beide gevallen is er voor jou, net als voor mij, geen ontkomen aan. De mens maakt geen enkele kans om te overleven. Niemand niet. Nergens’.

Prof. Pels: <zucht> ‘Station Elf leest niet alleen als een speelfilm, maar het kan ook geen kwaad om het leed van de coronapandemie van 2020/2022 te relativeren. Want ja, het was wereldwijde medische en economische ellende met al die zieken en doden, die ingrijpende beperkingen van onze vrijheid door langdurige lockdowns en alle bijbehorende stress en onrust. Maar wát is Covid-19 een ‘mild griepje’ vergeleken met de pest, de ‘Zwarte Dood’ (die overigens veroorzaakt werd door een bacterie en niet door een virus), die in de Middeleeuwen gedurende vijf generaties in verschillende golven van ziekte en ellende tot wereldwijd tientallen miljoenen doden leidde. Uiteindelijk telde deze pandemie 150 miljoen slachtoffers, wat destijds overeenkwam met een derde van de wereldbevolking. Of vergeleken met de Spaanse Griep van ruim honderd jaar geleden, waarbij een derde van de wereldbevolking, zo’n vijfhonderd miljoen mensen, werd besmet en naar schatting zestig miljoen doden vielen, ruim drie procent van de wereldbevolking.

Ter vergelijk: ten tijde van het schrijven van dit boek lag het geschatte aantal wereldwijde besmettingen als gevolg van de coronapandemie tussen de vijfhonderd en zeshonderd miljoen (ongeveer zeven procent van de huidige wereldbevolking) en het aantal doden tussen de zes en zeven miljoen (nog geen één tiende procent van de wereldbevolking). En ja, wat was Covid-19 een mild griepje ten opzichte van die fictieve Georgische Griep in de roman van Emily St. John Mandel. Het zou ons op zijn minst hard wakker moeten schudden, omdat een pandemie, hoe ingrijpend ze ook mogen lijken, in het niet valt bij de mondiale gevolgen van door mensen veroorzaakte klimaatopwarming.

Terwijl ik haar boek verslond bekroop me een ongemakkelijk gevoel, een soort existentiële revelatie en dat had niet eens zozeer te maken met de aard en dodelijkheid van dit fictieve virus. Ik besefte me ineens dat de moderne mens, wij hier met zijn allen op deze bleke blauwe stip (dankjewel Carl Sagan) volledig afhankelijk zijn geworden van slechts één ding. We gebruiken het dagelijks, 7×24 uur, bij alles wat we doen en we staan er niet eens meer bij stil. Ik denk niet dat we ons nog kunnen voorstellen hoe we ons dagelijkse leven zouden moeten invullen als het er niet meer was. Probeer het eens te raden? Wat is bijvoorbeeld het eerste dat je doet als je opstaat en het laatste dat je doet voordat je gaat slapen?

Ik heb het over elektriciteit. Probeer je gerust eens een wereld voor te stellen waarin elektriciteit niet bestaat en de schellen vallen van je ogen. In de roman Station Elf zijn alle smartphones en tablets nutteloze, platte, zwarte objecten geworden, met voor altijd donker geworden schermen die in een museum terecht komen, waarbij de post-pandemie-generatie vertelt moet worden ‘wat die dingetjes destijds deden’. Het is een hele goede mentale oefening om je de aard van een existentiële crisis in te beelden en te voelen wat het betekent als onze infrastructuur ons wordt ontnomen. Station Elf kan je daarbij helpen. ‘I want you to panic’ (dankjewel Greta Thunberg).

Oplossingen

Nu we weten wie we zijn, wat we doen, wat onze grote problemen zijn en welke onmiskenbare gevolgen dat heeft, kunnen we ons hart eens gaan ophalen aan mogelijke oplossingen. Want alle hoop is nog niet verloren en het is nog niet te laat om de bestaansbarrière te doorbreken en de bestaansparadox op te lossen. We kunnen onze aard als beestje wel degelijk overstijgen en een meer hoopvolle toekomst voor ons zien, zolang we maar allemaal, voortdurend, overal ter wereld, aan alle daaraan verbonden randvoorwaarden voldoen. Dat zijn de frontaal confronterende eisen die zowel organisatorische volwassenheid als beschavingsvolwassenheid aan ons stellen.

En daarom heb ik de mogelijke oplossingen die ons nog resten in het laatste hoofdstuk betiteld als de láátste oplossing. Dat klinkt wanhopig, maar dat is het niet. Ik wil het liever confrontealistisch laten klinken. Want een halve eeuw geleden hadden we nog mogelijkheden genoeg, maar als we onze goede voornemens maar blijven uitstellen, dan verdwijnen ze één voor één in het Dossier Te Laat, Teloor en Tevergeefs. Laten we maar eens gaan kijken wat het betekent om ons, voor de broodnodige verandering, hoogvolwassen te gaan gedragen, of sterker nog: wat erbij komt kijken om een hoogvolwassen beschaving te zijn’.

Dhr. Luis: ‘Zoals ik al zei bij de hoogvolwassen organisatie: kansloos! Volgens mij ben jij niet alleen maar een verband aan het leggen tussen die twee, je bent ze gelijk aan elkaar aan het stellen. Ja, dat is het! Als we samenwerken om te falen, dan zullen we ook samenleven om uit te sterven. Heb ik gelijk of niet?’

Prof. Pels: <glimlacht>

Geplaatst in Geen categorie.