Laten we menselijk gedrag eens benaderen vanuit het principe van een normaalverdeling, ook wel Gausskromme genoemd. Normaal gesproken kennen we die van bijvoorbeeld het meten van het IQ, het Intelligentie Quotiënt. Als dit wordt gemeten over een representatieve groep mensen, dan ontstaat er een parabool, die wel wat weg heeft van een kerk- of scheepsklok. Je kunt dan zien hoe het IQ over de bevolking is verdeeld van hoog naar laag. Zoek maar eens op “normaalverdeling” om te zien hoe zo’n curve eruitziet.
Voor ons doel gaan we de normaalverdeling echter heel anders toepassen. Ik gebruik hem namelijk om de effectiviteit en efficiëntie, oftewel de doelmatigheid van gedrag te duiden. Op de verticale as staan dan geen aantallen, maar zetten we van onderen naar boven de doelmatigheid uit van laag naar hoog. Horizontaal zetten we op de beide uiteinden van de curve twee gespiegelde gedragsuitersten.
Bijvoorbeeld: “deelt voortdurend complimenten uit aan iedereen” helemaal links en “zal nooit een complimentje uitdelen aan wie dan ook” helemaal rechts. Op deze manier kun je alle menselijke gedragsvormen uitdrukken tussen de uitersten van extrovert en introvert, passioneel en onverschillig, actief en passief, proactief en reactief, egocentrisch en altruïstisch, recalcitrant en meegaand, enzovoorts. Ik noem dat de doelmatigheidskromme.
Verticaal gezien bestaat er niet zoiets als “maximaal of minimaal doelmatig gedrag”. Dat is een contradictio in terminis. Je kunt in leven en werk nooit een punt bereiken dat je “minimaal efficiënt” of “maximaal effectief” bent. Of dat je “minimaal aardig” of “maximaal onaardig” bent. Dat zijn complete onzinbegrippen. Helemaal boven in de doelmatigheidskromme vind je de optimaliteitszone. Het enige wat je hoopt te kunnen bereiken in werk en leven, het enige waarin we anderen kunnen stimuleren en begeleiden, is een zekere mate aan “optimale doelmatigheid”