Geschrapt hoofdstuk 18-DKC-4
‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.
Met dank en dapper schrappende groet,
Bart Flos
Wanneer iemand beweert dat je met geld alles kunt bereiken, dan kun je er zeker van zijn dat hij nooit wat heeft gehad.
Aristoteles Onassis
De coronapandemie van 2020/2022 heeft op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt dat we als menselijke soort hopeloos verdeeld zijn. Zo had Canada genoeg vaccins om de eigen bevolking drie keer volledig in te enten en gingen de VS, China en Europa volledig voor zichzelf, terwijl India en Afrika nog niet eens een béétje op gang kwamen. Het benadrukt de enorme ongelijkheid in de wereld en het is bewijsmateriaal voor mijn hypothese dat positieve menselijke vooruitgang slechts nevenbaat en schijnprofijt is en dat grote groepen en grote samenlevingen feitelijk niet bestaan. Zelfs enorme landen als Canada, de VS en China zijn verzamelingen kleine groepen die uiteindelijk voor zichzelf gaan en alleen maar samenwerken als dat voordeel voor hunzelf oplevert. Wat een arrogantie en wat een hypocrisie, om pas vaccins ter beschikking te stellen voor de ‘arme landen’, als je eerst je eigen voorraad vaccinaties hebt veiliggesteld. Het zegt wat over de aard van het beestje.
Uiteindelijk sneden we ons daarmee als menselijke soort in de eigen vingers. Want door te verzuimen een mondiaal, duurzaam en egalitair vaccinatieprogramma uit te voeren, parallel voor alle acht miljard mensen verdeeld over tweehonderd landen in de wereld, kreeg het virus volop gelegenheid zich vrijelijk te verspreiden en vooral ook te muteren in besmettelijkere varianten, die ons nóg langer bezig hielden. De cruciale vraag is hier: waarom hebben we ons collectief zo gedragen? Waarom niet één mondiaal verspreidingsprogramma opzetten, dat alle landen overal gelijktijdig en gelijkmatig voorziet van vaccins zodat het virus veel minder kans krijgt te muteren? Waarom was het overal ‘ons eigen rijke land eerst’ en niet ‘alle landen van de wereld tegelijkertijd’? Dát zijn de vragen die we ons moeten stellen en dát zijn de antwoorden die we moeten zoeken als we überhaupt aan mitigatie en preventie willen doen voor de existentiële rampen van de toekomst.
Eén van de belangrijkste redenen waarom rijke landen eerst voor zichzelf gaan, lijkt sterk gemotiveerd door de welhaast dwangmatige behoefte om de groei-economie zo snel mogelijk te herstellen en de daarmee gepaard gaande eenzijdige, disproportionele cumulatie van persoonlijke rijkdom te hervatten. Waarom zou je als individu toestaan dat je een beetje armer wordt, als je nog véél rijker kunt worden? Als dat je primaire driver is dan kun je niet anders en dan weet je niet beter. In 2021, het tweede jaar van de coronapandemie, groeide het cumulatieve vermogen van de vijfhonderd rijkste individuen op aarde met duizend miljard dollar. Gezamenlijk zaten ze aan het einde van dat jaar op een kapitaal van 8.400 miljard dollar. En dan te bedenken dat je met slechts 500 miljard dollar de hele wereldbevolking volledig kunt vaccineren.
Een wereld zonder aandelenhandel
Producten of diensten waar je heel erg rijk van kunt worden zijn er genoeg: oliemaatschappijen, kledingfabrikanten, de farmaceutische industrie, banken, advocatuur, verzekeringsmaatschappijen en drugskartels, om er maar een paar te benoemen. De winstmarges zijn enorm. Die rijkdom blijft echter in alle genoemde gevallen voornamelijk beperkt tot de individuen aan de top en de bijbehorende kleine groepen van familie, gezin, vrienden, collega’s en teamgenoten. Verder naar beneden in deze hiërarchieën wordt er uiteindelijk maar marginaal geprofiteerd van al die bergen met geld. Waarom is dat?
Er is één manier die iedereen de mogelijkheid geeft om heel snel, heel veel winst te maken (en heel snel, heel veel verlies maar hé, je kunt niet alles hebben) en dat is de aandelenhandel, oftewel het spelen met virtueel kapitaal, ‘luchtkastelengeld’. Je gokt of aandelen dalen of stijgen en (her)investeert je reële kapitaal, hopende op een goed rendement. Als het lekker gaat vertel je het iedereen en als het slecht gaat blijf je stil en wacht je op betere tijden. De winsten kunnen enorm zijn en je kunt er (multi-)miljonair van worden, als je dat tenminste belangrijk vindt. Het maakt het graaibeest in ons los en het leidt tot extreme vormen van absolute, irrationele hebzucht. Als het gaat om armoede is er wellicht nog een ondergrens te definiëren, waarna je zou kunnen zeggen dat het niet nóg erger kan worden, maar als het gaat om de hebzucht van de beleggende en speculerende mens lijkt er geen bovengrens te zijn.
Nou wil ik hier niet al te veel uitweiden over hoe de aandelenmarkt werkt (en dat deze al zo’n vijfhonderd jaar deel uitmaakt van economie en samenleving), want daar is meer dan genoeg informatie over terug te vinden. Er zijn ook briljante films gemaakt over de absurditeit van ongebreidelde hebzucht in relatie tot aandelenhandel en speculatie. Margin Call bijvoorbeeld, een dramafilm uit 2011 waarin de schaamteloze manier in beeld wordt gebracht waarop bankiers, beleggers en speculanten zich indekten voor mogelijke persoonlijke verliezen, over de ruggen van hun eigen klanten. Of The Big Short, een briljante, welhaast hilarische film uit 2015 over de aanloop naar de kredietcrisis van 2007/2008, gebaseerd op het gelijknamige boek van Michael Lewis. Het laat de absurde wijze zien waarop je puissant rijk kunt worden door te speculeren op het instorten van de huizenmarkt en het barsten van de kredietzeepbel, lees: door te speculeren op de ellende van anderen. Beide films zijn aanraders, al is het alleen maar omdat je op relatief eenvoudige manier uitgelegd krijgt hoe de aandelen- en speculatiehandel werkt.
Dit soort dramafilms onderstrepen de volstrekt amorele handelwijze (lees: het ronduit criminele gedrag) van grote bancaire instituten, kapitaalinvesteerders, hedgefondsen, market makers en brokers en het bedroevende en mensonterende gedrag van de individuen die zich daarmee inlaten. Het is overigens fascinerend om te ervaren hoe kort je initiële verontwaardiging blijft hangen na het zien van zo’n film (het deed mijn bloed even koken) en hoe snel je weer overgaat tot de orde van de dag. Miljoenen mensen zijn failliet gegaan, werkeloos en dakloos geworden door de hebzucht van slechts enkelen en de meeste van die financiële misdadigers kwamen er nog mee weg ook. De bankiers, speculanten en beleggers die op die manier puissant rijk zijn geworden en die voor dit criminele gedrag zijn veroordeeld, kun je op de vingers van één hand tellen. En daarom wil ik bij deze de aandelenknuppel in het speculatiehoenderhok gooien:
Stel je eens een wereld voor – probeer het je gewoon eens voor de geest te halen – waarin aandelenhandel niet bestaat. Een wereld waarin alle effectenbeurzen wereldwijd zijn gesloten en ontmanteld, samen met de allergrootste banken en aanverwante financiële instituten en waarin functies als kapitaalinvesteerders, hedgefondsen, market makers en brokers simpelweg overbodig zijn .
Want de beurs is niet de economie. Beurskoersen kunnen worden gemanipuleerd en mensen worden er disproportioneel graaierig en onhebbelijk van. De beurs is (net als geld en de grote groep) een door de mens gecreëerd kunstmatig instituut gebaseerd op wetten, regels en afspraken en dus zijn alle beurscrisissen per definitie kunstmatig. Het is een fictionele wereld met reële gevolgen. Er worden gigantische kapitaalluchtbubbels mee gecreëerd die net zo makkelijk weer uiteenspatten. Biljoenen kunnen in een oogwenk verdampen. Het menselijk leed na iedere beurscrisis is niet te overzien, maar de oplossing is simpel: geen aandelenhandel = geen beurscrisis = geen beurs-gerelateerd menselijk leed.
Probeer je gewoon maar eens voor te stellen dat het niet meer bestaat; dat is voor nu het enige dat ik vraag. Want de handel in aandelen leidt tot puissant rijke individuen die hun geld oppotten of opnieuw beleggen en tot aandeelhouders die almaar meer aandeelhouderswaarde opeisen. Het wordt vanuit zuiver economisch standpunt gezien als (her)gecreëerd kapitaal, waardoor bedrijven in zichzelf kunnen investeren (om nog groter te groeien), maar dat houdt ze niet tegen om het eigen aandeel massaal op te kopen om zo de prijs op te drijven, ter bevrediging van de behoeften van die aandeelhouders. Het is ongebreidelde hebzucht.
Beurzen, aandelen en aandelenkoersen werken op de meer destructieve emoties van mensen: hebzucht, kortzichtigheid, egoïsme, vraatzucht, luiheid. ‘Jij kunt nu óók rijk worden! Iedereen kan rijk worden!’ Alsof dat een graadmeter zou zijn voor geluk en gezondheid, voor welzijn en welbevinden, alsof dat het ultieme streven voor iedereen zou moeten zijn. Het is irrationeel. Stel je een wereld voor waarin beurzen en grote, internationale bancaire instituten niet bestaan en je denkt outside the box. Beweren dat het de enige mogelijkheid is om voldoende investeringskapitaal te creëren om de economie op gang te houden en ondernemingen te laten groeien is inside the box denken. Aandelenhandel is een component van het neoliberale, kapitalistische, groei-economische, consumentistische vrije-markt-ideaal dat ons steeds verder in de problemen brengt. Het draagt bij aan het existentiële probleem klimaatopwarming en het appelleert aan de slechtste eigenschappen van de mens: zelfzuchtigheid, kortzichtigheid en eenkennigheid. Ons systeemdenken verandert pas als we waaromvragen gaan stellen:
– Waarom moeten ondernemingen groot zijn?
– Waarom moet handel internationaal zijn?
– Waarom moeten mensen rijk zijn?
Je kunt het ook omdraaien:
– Waarom mag je als onderneming niet klein en overzichtelijk blijven?
– Waarom mag handel niet lokaal en regionaal beperkt blijven?
– Waarom mag je niet tevreden zijn met minder?
Het zijn goede vragen om te stellen. Als je bij het beantwoorden van deze gewetensvragen vervolgens steeds weer op oud-economische argumentatie terugvalt, vraag dan: maar waarom is dat zo dan? Zijn er geen betere, meer egalitaire, meer mensgerichte en meer milieuverantwoorde alternatieven voor ons oud-economisch systeem te bedenken? Waarom niet? Dat vereist natuurlijk wel dat je bereid bent om je op zijn minst een wereld voor te stellen waarin kapitalisme niet meer bestaat.
En als we dan toch bezig zijn, gaan we nog wat meer outside the box denken. Stel je een wereld voor waarin:
- Bedrijven nuttige, bruikbare, duurzaam-circulaire producten en diensten leveren, het personeel daarvoor eerlijk en gelijkwaardig beloont en waar het nettoresultaat eerst in de mensen en daarna pas in nieuwe technologieën en systemen wordt geïnvesteerd.
- Alle samenwerkingsverbanden, alle individuen, alle kleine en grote groepen, gedreven worden door een duurzame, circulaire, groene economie gebaseerd op gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid en vrijgevigheid.
- We binnen onze kleine en grote samenlevingen onze kortzichtigheid, eenkennigheid en zelfzuchtigheid zijn ontstegen en het welzijn en welbevinden van de mens voorop staat, terwijl flora, fauna, milieu en klimaat worden beschermd.
- Al het kapitaal en vermogen gelijkelijk is verdeeld, waarbij sprake is van een progressief belastingstelsel, waarin iedereen zijn eerlijke aandeel in belastingen betaalt en de belastingparadijzen overal ter wereld zijn afgeschaft.
- Waarin we als individuen in het hier en nu bereid zijn om een gedeelte van ons eigen kapitaal en vermogen belangeloos te investeren in de generaties van de toekomst, dus voor mensen die we niet kennen en voor een toekomst waar we geen deel van uitmaken.
Zie je het voor je? Of heb je het zojuist naar het rijk der fabelen verwezen? Maar waarom dan en met welke argumenten? Waarom hebben wij een dergelijke wereld nog niet gerealiseerd? Waarom blijven we hardnekkig geloven in de illusie van een door eeuwige groei en vooruitgang gedreven economie, als de gevolgen daarvan ons voortbestaan bedreigen? Wat denk jij?
Waar komt toch die illusie vandaan dat ‘rijk zijn’ iets is om na te streven, als iets ‘goeds’? De beelden die je daarvan ziet in media, films, series en advertenties zijn cliché tot op het randje van absurditeit. Op een of andere manier associëren we ‘rijkdom’ met grote villa’s met zwembaden, luxe jachten, privéjets, Lamborghini’s, Ferrari’s, Rolls-Royce’s, Rolex-horloges, kaviaar en champagne en veel mooie vrouwen in bikini. Dat dat blijkbaar het ideaalbeeld is om na te streven. ‘Pas als ik dát heb, dán ben ik gelukkig’. Nog los van het feit dat dit een standpunt lijkt te zijn van hoofdzakelijk heteroseksuele blanke mannen van middelbare leeftijd met een welvaartsbuik, is een dergelijk plan zelden doordacht. Al dat bezit brengt namelijk onherroepelijk problemen met zich mee. Waar parkeer je je Ferrari? Kun je er wel de verkeersdrempels mee passeren? Hoeveel Rolex-horloges kun je tegelijkertijd dragen, hoeveel ossenhaas op een dag eten, hoeveel exquise wijnen drinken? Maar de belangrijkste vraag is misschien nog wel: waarom zouden we dat ideaalbeeld moeten nastreven? Waar komt het vandaan? Wie heeft er belang bij dat beeld in stand te houden?
Consuminderen
Het is heel goed mogelijk om in de Westerse wereld van de 21e eeuw te ‘consuminderen’ zonder je idee of gevoel van rijkdom, luxe of welvaart op te geven. Je mag dan nog steeds internet gebruiken, een smartphone aanschaffen, een (elektrische) auto rijden, in een (duurzaam) huis wonen, (nuttige) producten kopen en (biologisch verantwoord) eten. Zo kun je besluiten je huidige auto eerst ‘op te rijden’ voordat je een nieuwe koopt, je huis niet te verbouwen als het niet per se nodig is, gewoon te blijven wonen waar je woont, vijf jaar met je smartphone te doen in plaats van deze elke jaar te vervangen, twintig jaar te doen met je vaatwasser, wasmachine en droger, je meubilair twee keer zolang te gebruiken als je van plan was, geen nutteloze spullen te kopen en je thermostaat een graadje lager te zetten. Waarom niet? Als het werkt, werkt het en if it ain’t broken, don’t fix it. Alles wat ik hierboven noem heb ik gedaan en ik ben er geen spatje minder gelukkig van geworden. Mijn CO2-voetafdruk is nog lang niet wat het zijn moet – zo eerlijk ben ik dan ook wel weer – maar het zijn stappen in de goede richting.
Als je dit zo leest en je geen van deze keuzes kunt maken omdat je simpelweg niet het materiële bezit hebt om op te consuminderen, dan kan ik dat begrijpen en bied ik je mijn excuses aan. Weet dan dat ik vind dat gelijkheid betekent dat iedereen zou moeten kunnen beginnen op een minimaal bestaansniveau, bijvoorbeeld met een basisinkomen en een basisrecht van wonen, om van daaruit zelf het besluit te nemen om meer te willen of niet. ‘Poverty isn’t a lack of character; it’s a lack of cash’, zegt Rutger Bregman in zijn TED-talk. Bregman ziet het scherp en gebruikt zijn passie en volle vermogen om zaken als historicus in perspectief te plaatsen. Maar als je in de gelukkige omstandigheden verkeert van een goede gezondheid, dierbaren om je heen, veel geld om spullen te kopen en luxe weekends te vieren, als je ieder jaar een paar keer met vakantie kunt door naar verre, exotische oorden te vliegen, dan is enige bescheidenheid op zijn plaats. Want jouw individuele gedrag telt op bij dat van alle andere individuen om je heen en dat cumulatief is veel destructiever dan je denkt.
‘Maar…’, zo hoor ik je protesteren, ‘…ik draag toch al op mijn manier een steentje bij aan een betere wereld? Ik doe toch al aan afvalscheiding? Ik eet toch al minder vlees en vis? Ik maak toch geld over aan het bankrekeningnummer van die stichting als er ergens een ramp is gebeurd?’ Dat klopt en dat moet je vooral ook blijven doen als je dat een goed gevoel geeft. Maar besef je dan wel, dat als je vervolgens een, twee of drie keer per jaar met het vliegtuig naar een verre bestemming op vakantie gaat, je al die initiatieven alweer hebt overtroffen met méér CO2-uitstoot. En het klopt, je kunt niet ook nog eens alle grote problemen van de wereld op je schouders torsen en daar je zuurverdiende geld aan besteden. Dat is heel begrijpelijk en dat geldt voor iedereen. Het is ook heel logisch bezien vanuit het standpunt van het individu en de kleine groepen daaromheen. Maar die persoonlijke instelling is op het niveau van das Gesamtergebnis nu juist het grote existentiële probleem: het is namelijk ons collectieve gedrag, de optelsom van al die subjectieve afwegingen, van alle acht miljard individuen, die onze leefomgeving vernietigt en ons voortbestaan bedreigt.
Als we kijken naar het gedrag van grote groepen (de multinationals van deze wereld) binnen grote samenlevingen (de landen en naties waarin ze opereren), dan zien we dat de specifieke gedragskenmerken van de jager-verzamelaar zich daar net zo manifesteren als in kleine samenlevingen, kleine groepen en individuen. Iedereen gaat eerst en vooral voor zichzelf en de eigen kleine groepen, daarna volgt eventueel de rest. Neem nou het verschijnsel belastingontduiking. Waar het maar kan zullen we ronduit schaamteloze manieren zoeken om zo min mogelijk belasting te betalen (en het volledig te ontduiken als het kan). Als grootbedrijven en superrijken hiermee worden geconfronteerd en we aan ze vragen waarom ze dat doen, is het antwoord altijd hetzelfde: ‘wij houden ons aan alle van toepassing zijnde wetgeving en betalen overal de volgens die wetgeving verschuldigde belastingen’. Maar we beseffen ons niet dat die vraag verkeerd is en daarmee ook het antwoord. Want die wetten zijn door de politiek ingesteld. En die politiek wordt maar al te vaak gefinancierd door dezelfde machtige en invloedrijke multinationals en superrijken, die daarna de belasting ontduiken volgens wetgeving die ze aldus zelf mee hebben gefinancierd.
Is het fair?
De vraag zou moeten zijn of de personen in kwestie het fair vinden, of ethisch, of redelijk en billijk, dat er op die miljarden omzet niet of nauwelijks belasting wordt betaald. Wat vinden zij er zélf van, als individu, als privépersoon, dat daardoor geen bijdrage wordt geleverd aan de maatschappij, waar het belastinggeld kan worden gebruikt om bijvoorbeeld de infrastructuur te verbeteren of om armoede en ongelijkheid te bestrijden? Kunnen ze dat als particulier met hun geweten verenigen, als ze de bestaande wetgeving of hun filantropische inspanningen niet als excuus mogen gebruiken? Kunnen ze de pet van hoogst verantwoordelijke nog wel afzetten en er eens objectief als mens van vlees en bloed naar te kijken? Wat denk jij?
Ga nog wat hoger vliegen en je beseft je dat exorbitante hebzucht, de accumulatie van biljoenen dollars aan privékapitaal in belastingparadijzen, de menselijke soort als geheel niet gelukkiger en gezonder maakt en dat is een groot probleem. Al onze gedragskenmerken als menselijke soort zijn weliswaar separaat te analyseren en te omschrijven, maar ze werken in samenhang met elkaar, ze beïnvloeden elkaar en ze versterken elkaar. Om te voorkomen dat we het overzicht verliezen in al die complexiteit, is het niet alleen van belang om steeds van das Gesamtergebnis uit te gaan, maar vooral ook dat we eerst en vooral de juiste vragen aan elkaar stellen. En dan vooral open vragen, met de waarom-vraag voorop.