Geschrapt hoofdstuk 1-DMG-1
‘Schrijven is schrappen’, zei Simon Carmiggelt en de man had gelijk. Iedere auteur weet het: zonder het adagium ‘kill your darlings’ ga je het niet redden met je manuscript, hoe mooi je ook vindt dat je alinea’s zijn geschreven en hoe belangrijk je ook denkt dat je boodschap is. Dit artikel is één van die hoofdstukken die tijdens de eindredactieronde van het manuscript van De mens als grens in zijn geheel zijn geschrapt. Ik neem ze één op één over, dus je kunt in de tekst verwijzingen naar eerdere of latere hoofdstukken tegenkomen, gebaseerd op de structuur van het manuscript van dat moment. Toch kun je elk geschrapt hoofdstuk lezen als een zelfstandig artikel. Hopelijk maakt het je nieuwsgierig naar wat er uiteindelijk aan hoofdstukken in het inmiddels gepubliceerde boek is overgebleven.
Met dank en dapper schrappende groet,
Bart Flos
De journalistiek biedt een rechtvaardiging van het eigen bestaan door het grootste darwiniaanse principe van het overleven van het vulgairste.
Oscar Wilde
Literatuur wordt tweemaal gelezen, journalistiek slechts eenmaal.
Cyril Connolly
Ik sprak eens voor een congregatie van journalisten over hun vakgebied, de rol van de sociale media in het nieuwslandschap en hun eigen rol daarin. De zaal was gevuld met een vijftigtal journalisten en (eind)redactieleden, zowel freelance als in vaste dienst. We hadden een geanimeerde discussie over hoe snel het nieuwslandschap was getransformeerd van traditionele ‘oude media’ naar de hedendaagse ‘nieuwe media’. Dat radio, tv en kranten steeds meer werden weggeduwd door internet, sociale media, podcasts en blogs. Dat de sociale media in een ongekend snel tempo van sociaal naar asociaal waren getransformeerd.
Die laatste opmerking kwam van mij om de knuppel in het hoenderhok te gooien. Er werd wat zenuwachtig op de stoel geschuifeld en ik bespeurde een duidelijk spanningsveld in het aanwezige gezelschap. Want wie of wat bepaalt nu werkelijk de kwaliteit van de nieuwsgaring? De objectieve inhoud of de views, likes en shares? Wat betekent ‘kwaliteitsjournalistiek’ en ‘waarheidsbevinding’ in deze tijden van WhatsApp, Facebook, YouTube, Instagram, TikTok, LinkedIn, Pinterest, Twitter, Snapchat en Tumbler? Ik gaf een paar voorbeelden van nieuwskoppen die veel sensationeler, negatiever en bedreigender klonken dan de feitelijke inhoud van het nieuwsartikel. Dat deze discrepantie vaak pas diep in het artikel werd opgelost. Dat de meeste artikelen uitstekende probleemanalyses waren van actuele, belangrijke nieuwsonderwerpen in de wereld maar dat de oplossing of oplossingsrichting zelden werd meegegeven. En ik gaf voorbeelden van nieuwberichten die uitsluitend negatief, zorgwekkend en beangstigend waren, waarin nog niet eens een oplossingsríchting werd aangegeven, laat staan dat er een concrete oplossing werd uitgewerkt.
If it bleads, it leads
Nu zaten ze ineens allemaal rechtop in de stoel. Want dat was ‘een naïef standpunt’. ‘Problemen oplossen is ‘helemaal niet de taak van de journalistiek’, want die moet alleen maar het probleem definiëren en de oplossing moet dan van de lezer zelf, of van het bedrijfsleven, of van de politiek komen’. Ik vroeg waarom dat zo was. Waarom kan of mag een journalist niet een probleem beschrijven én de mogelijke oplossing aandragen? Wat houdt een (eind)redactie tegen om het artikel positief te laten beginnen, daarna het probleem, de oorzaak en de gevolgen te beschrijven en vervolgens te eindigen met hoopvolle oplossingen of oplossingsrichtingen? Daarop herhaalde het gezelschap de eigen argumentatie nog maar eens, riep er iemand van achter uit de zaal ‘If it bleads, it leads!’. Dat leverde gelach en geknik op.
Uiteindelijk stak iemand zijn vinger op. Hij had tijdens de discussie de hele tijd met zijn armen over elkaar driftig ‘nee’ zitten schudden en boos naar beneden zitten kijken. Deze freelance journalist had zich tot nu toe niet in de discussie gemengd en ik stond op het punt om hem te vragen wat er scheelde, maar hij was me voor. Hij keek op en zei, niet zozeer tegen mij maar tegen het aanwezige gezelschap: ‘Er bestaat ook nog zoiets als constructive journalism, mensen!’ Er werd omgekeken, ik zag hier en daar wat ogen boven in de oogkassen verdwijnen, maar ik zag ook instemmend geknik. Was er een zwijgende meerderheid in de zaal die het eigen vakgebied onder druk zag staan van de ‘dappere nieuwe wereld’ van views, likes, shares, clickbaits en virals? Je kunt je voorstellen dat de discussie toen pas écht goed op gang kwam.
We spraken uitgebreid over de houding van journalist versus eindredactie (‘wat je ook schrijft, de eindredactie beslist’) en over de rol van onafhankelijke journalistiek en wat dat betekent als uiteindelijk ‘niemand’ je artikelen leest. Zo’n beetje alle pogingen om ‘goed-nieuws-websites’ op te zetten hebben gefaald wegens een gebrek aan publieke interesse. ‘Goed nieuws verkoopt niet!’ We melken liever de laatste negatieve afwijking van iets of iemand uit, voordat we ‘mogelijkerwijs misschien een keertje’ gaan kijken naar positieve, hoopvolle en meer constructieve oplossingen van het probleem. En als we het probleem niet kunnen oplossen, leggen we ons er niet met aanvaarding en berusting bij neer, maar blijven we erover klagen. En toen waren we plotseling aan het einde van de workshop gekomen, weliswaar zonder oplossing, maar hopelijk met een paar uitgestrooide zaadjes, die in de nabije toekomst wellicht nog eens op vruchtbare grond terecht zouden komen. Wie zou het zeggen?
Constructieve journalistiek
En ja, het klopt, er bestaat zoiets als constructieve journalistiek. Zoek het maar eens op en onderzoek je eigen gevoelens daarover. Want als er zoiets bestaat als constructieve journalistiek dan bestaat er ook een tegenpool: deconstructieve journalistiek. En dan ben ik geneigd om te zeggen dat de hedendaagse, door sociale media gedreven, negatief ingestelde sensatiejournalistiek beter destructieve journalistiek genoemd kan worden. Want de roep om aandacht overschreeuwt de kwaliteit van de inhoud. We worden sowieso al voortdurend overspoeld door nieuwe kennis en informatie en we zijn druk met ons werk en ons privéleven. Dat forceert ons om steeds korter te schrijven, vooraf aan te geven hoeveel leestijd het artikel vergt (‘twee minuten’) en het dwingt ons met sensationele koppen en dramatische plaatjes de lezer te verleiden er meteen in te duiken (‘Catastrofaal busongeluk met 27 doden in Zuid-China. Klik hier voor de beelden van het uitgebrande wrak’).
Maar als de kop en de eerste alinea alleen maar ongenuanceerde rampspoed dicteren en de nuancering pas verderop te vinden is, dan zal de ongeduldige, door informatie overspoelde lezer allang zijn doorgeklikt naar de volgende nieuwsverleiding. Dat cumulatieve proces resulteert in een hoofd vol negativiteit, dat hoofdschuddend wordt gedeeld met andere sociale groepsprimaten (‘Heb je het al gezien? Het is een schandaal!’), die het vervolgens weer verder verspreiden. Het wordt een waarheid en werkelijkheid in zichzelf: ‘De wereld is verloren, we gaan eraan, red jezelf!’ Maar das Gesamtergebnis van dit proces is dat we worden afgeleid van het werkelijke probleem. Er is zóveel negatief nieuws overal dat we ons terugtrekken in onze kleine groepen van gezin, familie, vrienden, collega’s en teamgenoten en terugvallen op onze dagelijkse, supralokale beslommeringen.
Destructieve journalistiek
Op het moment van schrijven (zomer 2021) krijgt ‘constructieve journalistiek’ in Google iets meer dan 12 miljoen hits. ‘Constructive journalism’ scoort er 14,5 miljoen. En wat scoren de tegenpolen? ‘Deconstructieve journalistiek’ scoort nul hits en google zegt ‘bedoel je soms constructieve journalistiek?’ ‘Deconstructie’, een samentrekking van ‘destructie’ en ‘constructie’ blijkt vervolgens een kernbegrip uit de filosofie te zijn. Het wordt omschreven als ‘kritisch analytisch onderzoek dat halverwege de 20e eeuw is ontstaan en is gericht op het aan het licht brengen van onbetwiste veronderstellingen en interne tegenstrijdigheden in filosofisch en literair taalgebruik’. Wie weet wat het zou opleveren als we het principe van deconstructie zouden toepassen op de hedendaagse journalistiek. En ‘destructieve journalistiek’ dan? Bijna 12 miljoen hits op het woord ‘destructief’ maar geen enkele op de combinatie ‘destructieve journalistiek’ Uitstekend. Altijd goed om een niche markt te vinden met een begrip dat nog niet bestaat. Laat ik hem hieronder voor je definiëren. Ga er maar even voor zitten.
Destructieve journalistiek is een bestaand domein binnen de journalistiek, dat met de opkomst van internet en sociale media verankerd is geraakt in de negatief-kritische en vernielzuchtige manier waarop het nieuws in de 21e eeuw wordt verzameld en gepubliceerd. Het betreft het gebied van communicatie, dat is gebaseerd op het rapporteren van probleemgericht nieuws, in plaats van te focussen op de positieve en op oplossingen gebaseerde verhalen.
Het idee achter destructieve journalistiek is om verhalen minder context te geven en de consument van het nieuws minder intelligent te maken. Door minder achtergrond te geven en alleen te melden wat er slecht gaat, zijn mensen minder goed in staat een realistisch beeld van de wereld te creëren. In plaats van een oplossingsgerichte manier van werken te kiezen speelt de journalist die destructieve journalistiek bedrijft alleen maar in op de meer primitieve gevoelens van de lezer – zorg, angst, ongerustheid, irritatie, boosheid, paranoia – en wordt de consument afgeleid van het werkelijke probleem (als dat er al is), zodat deze niet meer weet wat het met de informatie kan doen en alleen maar twijfelt over wat voor acties kunnen worden ondernomen op de kwestie (behalve dan het verspreiden van de eigen zorg, angst, ongerustheid, irritatie, boosheid en paranoia).
De destructieve journalist geeft zijn of haar mening weer en geeft daar alleen maar problemen bij en probeert de samenleving van desinformatie te voorzien die afleidt van mogelijke oplossingsrichtingen. Aanhangers van destructieve journalistiek zeggen dat je als journalist een enorme impact hebt op de manier waarop mensen denken, door de manier waarop je het nieuws construeert. Destructieve journalisten hoeven zich niet bewust te zijn van waarheid of werkelijkheid en dragen geen verantwoordelijkheid voor de zorgvuldigheid waarmee ze hun verhalen construeren. Ze denken dat andere journalisten, die op een zeer positief-kritische en wetenschappelijk onderbouwde manier het nieuws brengen, vergeten dat ze door alleen maar naar de positieve, hoopvolle kant van het nieuws te kijken, ze de samenleving misleiden en in valse hoop achterlaten. Het wordt niet als ‘reëel’ gezien.
Destructieve journalistiek is bedoeld om een positiviteitsbias te vermijden en bevat bevindingen uit persoonlijke meningen van populisten, schijnwetenschappers, charlatans en bedriegers, bedoeld om de grondvesten van onafhankelijke journalistiek aan te tasten. Daarom wil destructieve journalistiek, in plaats van te rapporteren over harmonieuze oplossingen, een exclusief negatief beeld schetsen van de problemen die zich in de wereld voordoen. Het is niet bedoeld om de oorzaken van problemen aan het licht te brengen, maar een beroep te doen op de onderbuikgevoelens van mensen door te rapporteren over speculatieve meningen, slecht onderbouwde ideeën, samenzweringstheorieën en negatieve ontwikkelingen om de samenleving te verschuiven naar meer partijdige en vergankelijke paden.
Destructieve journalistiek wil uitdrukken dat daadwerkelijke, constructieve en positieve verandering doorvoeren effectief onmogelijk is is en benadrukt de rol die elk lid van de samenleving speelt om deze boodschap door te geven. Bovendien streeft destructieve journalistiek ernaar om de ethische code van de journalistiek te verzwakken, door de vervorming van informatie aan te moedigen, door een steeds minder reëel beeld van de wereld te geven. Destructieve journalistiek probeert een beangstigend verhaal te creëren, dat niet feitelijk correct hoeft te zijn en waarbij de bijbehorende statistieken naar hartenlust mogen worden gemanipuleerd en verstoord.
Ik heb hier schaamteloos de definitie van constructive journalism van de Engelse Wikipedia-site gehaald, vertaald in het Nederlands en negatief gespiegeld. Maar wat voor gevoel kreeg je toen je dit las? En dergelijke definitie van nieuwsvergaring zou zonder aarzeling door een dictator of despoot worden omarmd en als gebruikersinstructie naar de Minister van Propaganda zijn gestuurd. Je mag er overigens iedere gradatie aan overdrijving aan verbinden die je wilt, maar dan ben ik zeer benieuwd naar je voorbeelden van hedendaagse constructieve journalistiek. Je kunt dan zelf bovenstaande tekst ‘terugspiegelen’ of een bezoekje brengen aan Wikipedia natuurlijk. Of kijk eens op Twitter onder de hashtag #constructievejournalistiek.
Laat ik tot slot nog een voorbeeld geven van hoe het gaat en hoe het ook anders kan. Neem nou de volgende kop boven een artikel:
‘Eén op de tien leerlingen in Nederland heeft een leerachterstand’.
Een constructieve journalist zou het zo niet schrijven en een constructieve eindredactie zou er met een rood potlood een dikke streep doorheen zetten, onder het uitroepen van een fel ‘Nee!’ De constructieve journalist zou het zodanig verwoorden dat de eindredactie het niet eens meer zou hoeven te corrigeren:
‘Negen op de tien leerlingen in Nederland hebben géén leerachterstand’.
Dat is wel even andere journalistieke koek. Beiden uitspraken zijn waar maar de tweede beïnvloedt het brein op een totaal andere manier. Want het gaat blijkbaar goed met het onderwijssysteem in Nederland (het zou zelfs nog béter kunnen zijn, als er niet steeds zo op werd bezuinigd) en er blijven hoogstens nog wat aandachtspunten over. Betekent dat dan dat de journalistiek de negatieve afwijkingen van iets of iemand niet meer mag benoemen? Natuurlijk niet. De Fransen zeggen ‘cést le ton qui fait la musique’, wat letterlijk betekent ‘het is de toon die de muziek maakt’, oftewel ‘het is de manier waarop je iets zegt’. Wij allemaal, in onze dagelijkse gesprekken en discussie met anderen, hebben een keuze hoe we ons uitdrukken. Die keuze bepaalt onze eigen gemoedstoestand – je kunt jezelf op heel veel manieren uitstekend in de put praten maar net zo makkelijk opbeuren – maar vooral ook die van een ander.
Drie delen
Een constructieve journalist zou haar artikel in drie delen opleveren. Eerst omschrijft ze hoe goed het onderwijssysteem in Nederland (nog steeds) is, ten opzichte van andere landen en geeft ze aan wat er allemaal goed gaat. Ze benadrukt waar we trots op mogen zijn en dat we een heel eind zijn gekomen. Vervolgens geeft ze aan dat het jammer is dat er in 10 procent van de gevallen nog steeds leerachterstand bestaat en dat dat inderdaad onwenselijk is. Ze benoemt vervolgens de oorzaak en de gevolgen van dat probleem en geeft een aantal voorbeelden. Maar daarna benadrukt ze nog eens dat het in 90 procent van de gevallen blijkbaar wél goed gaat en dat dat hoop geeft voor de toekomst. ‘De laatste loodjes wegen het zwaarst’, zegt ze vervolgens ‘maar er zijn hele goede mogelijkheden om die laatste hordes te nemen’. En vervolgens besluit ze haar artikel met een opsomming van oplossingen en oplossingsrichtingen, wie ze zou moeten uitvoeren en wat er wanneer, door wie, waarom gedaan moet worden om die laatste leerling bij de les te trekken. En dan sluit ze af met een compliment en een grap (dankjewel Raymond van het Groenewoud).
Dat laatste hoeft natuurlijk niet, maar dit klinkt toch een stuk aantrekkelijker dan alleen maar focussen op de laatste negatieve afwijking van een kwestie? Check gerust even je gevoelens als je bovenstaande alinea leest. Wat bekruipt je? Misschien is het goed om ook hier edeen waarom-vraag te stellen. Waarom zouden we dit niet kunnen toepassen bij alles wat we doen? Niet alleen in de journalistiek, maar ook in onze dagelijkse gesprekken en discussies in de wandelgangen, bij de koffiemachine, aan de eettafel en in de kroeg. Niet alleen journalisten en eindredacties zouden die verantwoordelijkheid moeten voelen, maar wij allemaal. Work the problem, people! Anders zijn we allemaal onderdeel van het probleem.
Dus mag het aloude adagium ‘If it bleeds, it leads’ wat mij betreft diep begraven worden. Laten we het vervangen door:
‘If we can patch it up, we will’
‘If it creates hope, it’s dope!’
‘If it’s constructive, it’s positive!’
‘If it seeds solutions, it feeds progress’
‘Don’t just like it, go dó it!’
Welke kies jij?